Słownictwo
Naucz się czasowników – portugalski (PT)

imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
имитировать
Ребенок имитирует самолет.

doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
проходить
Может ли кошка пройти через эту дыру?

beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
повреждать
В аварии было повреждено две машины.

afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
зависеть
Он слеп и зависит от посторонней помощи.

binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.
входить
Он входит в номер отеля.

bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
закрывать
Ребенок закрывает уши.

zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.
искать
Полиция ищет преступника.

publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
публиковать
Издатель выпустил много книг.

veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
вызывать
Слишком много людей быстро вызывает хаос.

negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
игнорировать
Ребенок игнорирует слова своей матери.

evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
оценивать
Он оценивает работу компании.
