Vocabulário
Adigue – Exercício de Verbos

hangen
De hangmat hangt aan het plafond.

elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.

vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.

bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.

rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.

genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.

verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.

vastzitten
Ik zit vast en kan geen uitweg vinden.

kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.

terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.

verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
