Vocabulário
Esperanto – Exercício de Verbos

terugvinden
Na de verhuizing kon ik mijn paspoort niet meer terugvinden.

bedekken
Ze bedekt haar gezicht.

leiden
Hij leidt graag een team.

genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.

opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.

de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.

naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.

bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.

sterven
Veel mensen sterven in films.

terugkrijgen
Ik kreeg het wisselgeld terug.

verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
