Лексика

Изучите глаголы – турецкий

cms/verbs-webp/85871651.webp
moet gaan
Ek het dringend vakansie nodig; ek moet gaan!
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!
cms/verbs-webp/10206394.webp
verduur
Sy kan die pyn skaars verduur!
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
cms/verbs-webp/84850955.webp
verander
Baie het verander as gevolg van klimaatsverandering.
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.
cms/verbs-webp/80060417.webp
ry weg
Sy ry weg in haar motor.
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.
cms/verbs-webp/19584241.webp
beskik oor
Kinders beskik net oor sakgeld.
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.
cms/verbs-webp/65840237.webp
stuur
Die goedere sal in ’n pakkie aan my gestuur word.
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
cms/verbs-webp/40326232.webp
verstaan
Ek het uiteindelik die taak verstaan!
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
cms/verbs-webp/109434478.webp
open
Die fees is met vuurwerke geopen.
openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.
cms/verbs-webp/98082968.webp
luister
Hy luister na haar.
luisteren
Hij luistert naar haar.
cms/verbs-webp/108286904.webp
drink
Die koeie drink water uit die rivier.
drinken
De koeien drinken water uit de rivier.
cms/verbs-webp/93221270.webp
verdwaal
Ek het op my pad verdwaal.
verdwalen
Ik ben onderweg verdwaald.
cms/verbs-webp/84847414.webp
versorg
Ons seun versorg sy nuwe motor baie goed.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.