Речник
Научите глаголе португалски (BR)

konservi
Vi povas konservi la monon.
houden
Je mag het geld houden.

miksi
Diversaj ingrediencoj bezonas esti miksataj.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.

erari
Pripensu zorge por ke vi ne eraru!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!

pardoni
Mi pardonas al li liajn ŝuldojn.
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.

enlasi
Estis neganta ekstere kaj ni enlasis ilin.
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.

forkuri
Ĉiuj forkuris de la fajro.
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.

helpi
Ĉiu helpas starigi la tendon.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.

aldoni
Ŝi aldonas iom da lakto al la kafo.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.

misfunkcii
Ĉio misfunkcias hodiaŭ!
misgaan
Alles gaat vandaag mis!

defendi
La du amikoj ĉiam volas defendi unu la alian.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.

konstrui
La infanoj konstruas altan turon.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
