Ordförråd
Lär dig verb – rumänska

걷다
이 길은 걷지 말아야 한다.
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.

확인하다
정비사는 자동차의 기능을 확인한다.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.

응답하다
그녀는 질문으로 응답했다.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.

배달하다
우리 딸은 휴일 동안 신문을 배달합니다.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.

모이게 하다
언어 과정은 전 세계의 학생들을 모아준다.
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.

매달리다
지붕에서 얼음이 매달려 있다.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.

싫어하다
두 소년은 서로 싫어한다.
haten
De twee jongens haten elkaar.

임박하다
재앙이 임박하고 있다.
op handen zijn
Een ramp is op handen.

추측하다
내가 누구인지 추측해야 해!
raden
Je moet raden wie ik ben!

배달하다
피자 배달부가 피자를 배달한다.
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.

뛰어나가다
그녀는 새 신발을 신고 뛰어나간다.
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.
