คำศัพท์
เรียนรู้คำกริยา – โปแลนด์

зависеть
Он слеп и зависит от посторонней помощи.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.

тронуться
Когда загорелся свет, машины тронулись.
wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.

выбегать
Она выбегает в новых туфлях.
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.

потерять
Подождите, вы потеряли свой кошелек!
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!

путешествовать
Я много путешествовал по миру.
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.

проверять
Стоматолог проверяет зубы.
controleren
De tandarts controleert de tanden.

возвращаться
Собака возвращает игрушку.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.

повреждать
В аварии было повреждено две машины.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.

висеть
Оба висят на ветке.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.

кататься
Дети любят кататься на велосипедах или самокатах.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.

использовать
Она использует косметические продукты ежедневно.
gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.
