መዝገበ ቃላት
ግሲታት ተማሃሩ – እብራይስጢ

zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.
zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.
asuma
Pärl asub kestas.

ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
kahisema
Lehed kahisevad mu jalgade all.

overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?
overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?
juhtuma
Kas temaga juhtus tööõnnetuses midagi?

vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
lihtsustama
Laste jaoks tuleb keerulisi asju lihtsustada.

begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
piirama
Aiad piiravad meie vabadust.

verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
taluma
Ta vaevu talub valu!

willen
Hij wil te veel!
willen
Hij wil te veel!
tahtma
Ta tahab liiga palju!

opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.
püsti seisma
Ta ei suuda enam iseseisvalt püsti seista.

draaien
Ze draait het vlees.
draaien
Ze draait het vlees.
keerama
Ta keerab liha.

langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.
läbi astuma
Arstid astuvad igapäevaselt patsiendi juurest läbi.

verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
vähendama
Ma pean kindlasti vähendama oma küttekulusid.
