መዝገበ ቃላት
ግሲታት ተማሃሩ – ፖላንድኛ

离开
许多英国人想离开欧盟。
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.

敲
谁敲了门铃?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?

寄出
这个包裹很快就会被寄出。
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.

属于
我的妻子属于我。
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.

响
铃每天都响。
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.

度过
她必须用很少的钱度过。
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.

搬出
邻居正在搬出。
verhuizen
De buurman verhuist.

互相看
他们互相看了很长时间。
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.

工作
摩托车坏了,不再工作了。
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.

觉得困难
他们都觉得告别很困难。
moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.

适合
这条路不适合骑自行车。
geschikt zijn
Het pad is niet geschikt voor fietsers.
