Talasalitaan
Alamin ang mga Pandiwa – Afrikaans

가다
나는 휴가가 절실하게 필요하다; 나는 가야 한다!
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!

사다
그들은 집을 사고 싶어한다.
kopen
Ze willen een huis kopen.

배달하다
그는 집에 피자를 배달합니다.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.

말하다
그녀는 나에게 비밀을 말했다.
vertellen
Ze vertelde me een geheim.

돌아오다
부메랑이 돌아왔다.
terugkomen
De boemerang kwam terug.

다루다
문제를 다뤄야 한다.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.

감히하다
그들은 비행기에서 뛰어내리기 감히했다.
durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.

훈련시키다
개는 그녀에게 훈련시킨다.
trainen
De hond wordt door haar getraind.

타다
그릴 위의 고기가 타지 않아야 한다.
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.

돌보다
우리 아들은 그의 새 차를 아주 잘 돌본다.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.

듣다
그는 그녀의 말을 듣고 있다.
luisteren
Hij luistert naar haar.
