Talasalitaan

Alamin ang mga Pandiwa – Afrikaans

cms/verbs-webp/85871651.webp
가다
나는 휴가가 절실하게 필요하다; 나는 가야 한다!
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!
cms/verbs-webp/92456427.webp
사다
그들은 집을 사고 싶어한다.
kopen
Ze willen een huis kopen.
cms/verbs-webp/111892658.webp
배달하다
그는 집에 피자를 배달합니다.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
cms/verbs-webp/120368888.webp
말하다
그녀는 나에게 비밀을 말했다.
vertellen
Ze vertelde me een geheim.
cms/verbs-webp/83548990.webp
돌아오다
부메랑이 돌아왔다.
terugkomen
De boemerang kwam terug.
cms/verbs-webp/102169451.webp
다루다
문제를 다뤄야 한다.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
cms/verbs-webp/115267617.webp
감히하다
그들은 비행기에서 뛰어내리기 감히했다.
durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.
cms/verbs-webp/114091499.webp
훈련시키다
개는 그녀에게 훈련시킨다.
trainen
De hond wordt door haar getraind.
cms/verbs-webp/114052356.webp
타다
그릴 위의 고기가 타지 않아야 한다.
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
cms/verbs-webp/84847414.webp
돌보다
우리 아들은 그의 새 차를 아주 잘 돌본다.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
cms/verbs-webp/98082968.webp
듣다
그는 그녀의 말을 듣고 있다.
luisteren
Hij luistert naar haar.
cms/verbs-webp/106851532.webp
서로 보다
그들은 서로를 오랫동안 바라보았다.
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.