ذخیرہ الفاظ
فعل سیکھیں – نارویجین

miss
She missed an important appointment.
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.

start
School is just starting for the kids.
beginnen
School begint net voor de kinderen.

paint
The car is being painted blue.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.

drive
The cowboys drive the cattle with horses.
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.

depend
He is blind and depends on outside help.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.

get by
She has to get by with little money.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.

demand
He is demanding compensation.
eisen
Hij eist compensatie.

miss
He missed the chance for a goal.
missen
Hij miste de kans op een doelpunt.

practice
He practices every day with his skateboard.
oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.

cover
The child covers its ears.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.

speak
He speaks to his audience.
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.
