verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
去除
工匠去除了旧的瓷砖。
geloven
Veel mensen geloven in God.
相信
许多人相信上帝。
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!
原谅
她永远也不能原谅他那个事!
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
解释
爷爷向孙子解释这个世界。
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
触摸
农民触摸他的植物。
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
炫耀
他喜欢炫耀他的钱。
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
提起
直升机将两名男子提了起来。
missen
De man heeft zijn trein gemist.
错过
这个男人错过了他的火车。
naar huis gaan
Hij gaat na het werk naar huis.
回家
他下班后回家。
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
进入
地铁刚刚进入车站。
geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.
给
父亲想给儿子一些额外的钱。
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
赶走
一只天鹅赶走了另一只。