spellen
De kinderen leren spellen.
拼写
孩子们正在学习拼写。
worden
Ze zijn een goed team geworden.
成为
他们已经成为一个很好的团队。
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
丢失
等一下,你丢了你的钱包!
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
失明
戴徽章的男子已经失明了。
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
进入
地铁刚刚进入车站。
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
踢
在武术中,你必须踢得好。
rennen
De atleet rent.
跑
运动员跑。
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
覆盖
睡莲覆盖了水面。
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
炫耀
他喜欢炫耀他的钱。
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
盖住
她用奶酪盖住了面包。
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
忘记
她不想忘记过去。
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
扔
他愤怒地将电脑扔到地上。