parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
停放
自行车停在房子前面。
kletsen
Ze kletsen met elkaar.
聊天
他们互相聊天。
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
限制
围墙限制了我们的自由。
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
限制
减肥时,你必须限制食物摄入。
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
接受
我不能改变它,我必须接受。
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
讨论
同事们正在讨论这个问题。
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
绕行
汽车在圆圈里绕行。
moeten
Men zou veel water moeten drinken.
应该
人们应该多喝水。
zien
Je kunt beter zien met een bril.
看
你戴上眼镜能看得更清楚。
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
模仿
孩子模仿飞机。
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
触摸
农民触摸他的植物。