uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.
出版
出版商发布了这些杂志。
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.
爱
她非常爱她的猫。
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
信任
我们都互相信任。
afwassen
Ik hou niet van afwassen.
洗碗
我不喜欢洗碗。
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.
开走
她开车离开了。
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
探索
宇航员想要探索外太空。
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
去
你们两个要去哪里?
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
踢
他们喜欢踢球,但只在桌上足球中。
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
送回
母亲开车送女儿回家。
wakker worden
Hij is net wakker geworden.
醒来
他刚刚醒来。
brengen
De koerier brengt een pakketje.
带来
信使带来了一个包裹。
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
投票
人们为或反对候选人投票。