verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
overraske
Ho overraska foreldra med ei gåve.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
sakne
Han saknar kjærasten sin veldig.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
sjekka
Tannlegen sjekkar pasienten si tannstilling.
oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.
oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.
øve
Han øver kvar dag med skateboardet sitt.
sturen
Ik stuur je een brief.
sturen
Ik stuur je een brief.
sende
Eg sender deg eit brev.
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
bestå
Studentane bestod eksamen.
durven
Ik durf niet in het water te springen.
durven
Ik durf niet in het water te springen.
tørre
Eg tør ikkje hoppe i vatnet.
protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.
protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.
protestere
Folk protesterer mot urettferd.
versturen
Ze wil de brief nu versturen.
versturen
Ze wil de brief nu versturen.
sende av garde
Ho vil sende brevet no.
kletsen
Ze kletsen met elkaar.
kletsen
Ze kletsen met elkaar.
prate
Dei pratar med kvarandre.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
dekke
Ho har dekka brødet med ost.
branden
Er brandt een vuur in de open haard.
branden
Er brandt een vuur in de open haard.
brenne
Ein eld brenner i peisen.