词汇
学习动词 – 韩语

bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
bekæmpe
Brandvæsenet bekæmper ilden fra luften.

loslaten
Je mag de grip niet loslaten!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!
slippe
Du må ikke slippe grebet!

werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
virke
Motorcyklen er i stykker; den virker ikke længere.

geloven
Veel mensen geloven in God.
geloven
Veel mensen geloven in God.
tro
Mange mennesker tror på Gud.

schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
skrive overalt
Kunstnerne har skrevet over hele væggen.

werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.
arbejde for
Han arbejdede hårdt for sine gode karakterer.

drukken
Hij drukt op de knop.
drukken
Hij drukt op de knop.
trykke
Han trykker på knappen.

uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
sove længe
De vil endelig sove længe en nat.

bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
takke
Han takkede hende med blomster.

hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
hænge ned
Hængekøjen hænger ned fra loftet.

antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.
svare
Hun svarer altid først.
