词汇

学习动词 – 荷兰语

cms/verbs-webp/68435277.webp
komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!
我很高兴你来了!
cms/verbs-webp/59121211.webp
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
谁敲了门铃?
cms/verbs-webp/100011930.webp
vertellen
Ze vertelt haar een geheim.
告诉
她告诉她一个秘密。
cms/verbs-webp/117284953.webp
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
选择
她选择了一副新的太阳镜。
cms/verbs-webp/116067426.webp
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.
逃跑
每个人都从火灾中逃跑。
cms/verbs-webp/27076371.webp
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
属于
我的妻子属于我。
cms/verbs-webp/89516822.webp
straffen
Ze strafte haar dochter.
惩罚
她惩罚了她的女儿。
cms/verbs-webp/114091499.webp
trainen
De hond wordt door haar getraind.
训练
狗被她训练。
cms/verbs-webp/111021565.webp
walgen van
Ze walgde van spinnen.
厌恶
她对蜘蛛感到厌恶。
cms/verbs-webp/125088246.webp
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
模仿
孩子模仿飞机。
cms/verbs-webp/125400489.webp
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.
离开
游客在中午离开海滩。
cms/verbs-webp/102327719.webp
slapen
De baby slaapt.
睡觉
婴儿正在睡觉。