词汇
学习动词 – 荷兰语

draaien
Ze draait het vlees.
转动
她转动肉。

geven
Wat heeft haar vriend haar voor haar verjaardag gegeven?
给
她的男朋友为她的生日给了她什么?

sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
使无言以对
惊喜使她无言以对。

verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
改进
她想改善自己的身材。

schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
大声喊叫
如果你想被听到,你必须大声传达你的信息。

verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
更喜欢
许多孩子更喜欢糖果而不是健康的东西。

draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
拨打
她拿起电话,拨打了号码。

weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.
扔掉
他踩到了扔掉的香蕉皮。

bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
盖住
孩子盖住了它的耳朵。

monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.
监控
这里的一切都被摄像头监控。

geïnteresseerd zijn
Ons kind is erg geïnteresseerd in muziek.
感兴趣
我们的孩子对音乐非常感兴趣。
